's Morgens is het eerste dat ik doe: uit het raam kijken naar de lucht. Tot nu toe meestal blauw of half bewolkt, slechts een keer regende het en dat kon ik afwachten. Dan douchen, aankleden (T-shirt en lange broek over de fietskleren), ontbijten (opvallend hoe weinig gasten, in het hoogseizoen), inpakken (inderdaad een ritueel, zoals Dirk Jan beschrijft), afrekenen, fiets optuigen en weg. De stad uit gaat meestal goed, een enkele keer moet ik de weg vragen.
De Rijn volgt z'n bedding en stroomt met een boog om het het
Pfalzer Wald (een voortzetting van de Vogezen) heen, maar ik wilde wel weer eens klimmen. Ik wijk opnieuw van de rivier af en steven recht omhoog, richting ….? Tja, richting wàt eigenlijk. De eerste grote plaats is het Pfalzer Wald alweer voorbij: 135 km naar Kaiserslautern. Zo'n honderd kilometer klimmen en dalen tussen de 200 en 600 meter, een pittige dag. En ook nog door het grootste aaneen gesloten bosgebied van Duitsland (ik houd niet zo va bos).
Zo'n 40 km voorbij Strasbourg begint de weg gestaag te stijgen. Tandje terug, maar nog wel op het grote blad. Met 11 kransjes kan dat nog, zonder dat de ketting te scheef komt te liggen. Nog 10 km verder wordt het menens: ik schakel naar het binnenblad. Soepel gaat dat toch met de nieuwe Chorus, achter één opschakelen om weer in het goede ritme te komen. Inmiddels rijd ik ook in het bos. Nauwelijks auto's, wel fietsers: ATB-ers, een heel gezin op gewone fietsen, maar ook een enkele racefietser. Leuk, dat voelt minder alleen, de zon is weg, het is kil in het bos. Het laatste Franse (nou, Franse?) witte dorpje met puimstenen kerk.